Bossche Jerusalemvaarders en tachtig weddenschappen (1)

Dr. G.C.M. van Dijck


Het thema, Jerusalemvaarders vanuit Nederland, is slechts in enkele artikelen te traceren. Compostella heeft als bedevaartstad veel meer publicaties opgeleverd, in het bizonder door de vele studies van dr. J. van Herwaarden. Ook heeft G.J. Gonnet belangrijke gegevens samengebracht, aangevuld door studies van de franciscaan Willibrord Lampen.1
De stad 's-Hertogenbosch komt in die artikelen ten onrechte zo goed als niet voor. Sterker nog: In 1968 heeft de veelzijdige historicus W. Knippenberg een boek gepubliceerd waarin bedevaarten uit de Kempen worden behandeld. Zegge en schrijve één pelgrim vanuit 's-Hertogenbosch naar Jerusalem wordt er vermeld (Pelgrom).2
Er zijn drie categorieën Jerusalemvaarders, te beginnen met diegenen die uit vroomheid een bedevaart maakten en tot de betere stand behoorden. Zij werden ter plekke door de gardiaan van de franciscanen tot Ridder van Jerusalem geslagen. Vermoedelijk gebeurde dat alleen met die personen, die welvaart of adellijke titels hadden. Dan was er de categorie van de minder gegoede pelgrim, die die eretitel niet verkreeg. De derde categorie waren diegenen die een strafbedevaart moesten afleggen. Alle drie de categorieën zijn in 's-Hertogenbosch aanwijsbaar, althans voor veel bedevaartplaatsen, maar niet voor Jerusalem. Ook Knippenberg bevestigt de stelling dat strafbedevaarten naar Jerusalem uiterst zelden voorkwamen en kende er twee van buiten de Meierij.3 De Bossche Jerusalemvaarders kenmerkten zich bovendien vaak door weddenschappen: vrienden en verwanten beloofden dan een geldsom, indien de pelgrim ter plekke zou aankomen en weer heelhuids zou terugkomen. Ter plekke moest natuurlijk gebeden worden voor het welzijn van de geldschieter. Die weddenschappen voorzagen in de grote kosten die dergelijke verre reizen met zich meebrachten. Thuisgekomen moest het bewijs overlegd worden dat de reis was volbracht.
De eerste weddenschappen voor een Jerusalemreis dateren van 1447 en werden aangegaan met niemand minder dan de hoogschout van 's-Hertogenbosch, Iewaan die Moll, samen met Daniel Gerits. Daarna zijn er ongeveer dertig Bosschenaren geweest die ofwel de
1.C.J. Gonnet, 'Bedevaart naar Jerusalem in 1525', Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, XI (1884) 1382. Willibrord Lampen O.F.M., 'Hollandsche Jerusalemvaarders in vroeger eeuwen', Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, XLV (1928) 265-293. Willibrord Lampen, O.F.M., 'Navis peregrinorum', in Haarlemsche Bijdragen, LVIII (1940) 1-62.
2.W. Knippenberg, Kultuurhistorische verkenningen III (Oisterwijk, 1968).
3.Knippenberg, Kultuurhistorische verkenningen, 16.
reis gemaakt hebben, ofwel het plan hebben opgevat en omwille van de pelgrimage geldbeloften verkregen.
We moeten er van uitgaan dat de pelgrims in groepen reisden, enerzijds omwille van de veiligheid, anderzijds omwille van het sociale gebeuren: Samen pelgrimeren gaf een sociale en vriendschappelijke band en saamhorigheid. Zo weten we bijvoorbeeld dat Gerardus de Ghistelles, heer van Ingelmunster, in 1375 naar Jerusalem trok met veertig personen. De biechtvader die hen vergezelde kreeg de volmacht van volledige absolutie in stervensgevaar. In hetzelfde jaar vertrok Jan van Luxemburg zoon van Guido, heer van Ligny en Saint-Pol, met vijfentwintig personen en voorzien van volle aflaten.4 Op 30 juli 1376 gaf de paus bizondere voorrechten aan Petrus Dec, uit het het bisdom Doornik, die naar het Heilige Land vertrok.5 Zo zijn er met weinig moeite veel voorbeelden van Jerusalemvaarders te vinden, voorzien van pauselijke of bisschoppelijke gunsten. Voor de Bossche pelgrims heb ik dergelijke gunsten niet gevonden.
Goessen Beyens sloot zich als enige Bosschenaar aan bij een groep van 94 personen, waarbij acht vrouwen. Van die groep werden er zeventien personen tot ridder geslagen, een eer die Goessen toen niet te beurt viel. Het is mogelijk dat hij tijdens een eerdere reis naar het Heilige Land al tot ridder was geslagen, want onder die voorname titel is hij wel bekend geworden. Van de stad 's-Hertogenbosch zijn in totaal tien ridders bekend geworden.
Bij de bestudering van alle gegevens blijkt dat de steden Utrecht, Haarlem en Delft duidelijk meer pelgrims naar Jerusalem hebben gekend dan andere Hollandse en Brabantse steden. De beroemde schilder Jan van Scorel, zelf een Jerusalemvaarder, heeft zijn collega's van Haarlem en Utrecht in respectievelijk 1529 en 1525 op een schilderij vereeuwigd. Ook hier laat 's-Hertogenbosch artistiek verstek gaan.
Zeer interessant daarentegen in 's-Hertogenbosch is de vermelding van een maaltijd, gehouden op 19 maart 1595 voor 'de ridderen van Jerusalem', aangeboden door de stad. Er werden 34 potten wijn gedronken en er werd voor 9 gulden gegeten. Helaas staan er geen namen bij vermeld.6 Vermoedelijk was het een kleine groep Bosschenaren, die allen in Jerusalem waren geweest. Het kan zijn dat ridders van buiten de stad er bij waren uitgenodigd.
Zeer merkwaardig bij de bedevaarten naar Jerusalem blijkt nu te zijn – althans in 's-Hertogenbosch – dat niemand ooit de bedevaart als straf heeft gekregen. Dat was wel het geval voor plaatsen als Rome, Compostella, Milaan, Keulen en nog tientallen andere steden in West-Europa. Noch de schepenen van de stad, noch de landsheer, noch de bisschop van Luik heeft ooit een strafbedevaart opgelegd naar Jerusalem. Het waren dus uitsluitend 'vrijwillige' bedevaartgangers, soms gestimuleerd door een combinatie van vroomheid en handelsgeest, door piëteit en avonturisme of ondernemingszin. Zoals we uit het volgend detailoverzicht zullen zien, kwamen
4.C. Tihon, Letres de Grégoire XI (Bruxelles, 1964) nrs. 3103 en 3120.
5.Tihon, Lettres de Grégoire, no. 3710.
6.GAH, OSA 1446.
sommigen van hen nooit meer terug. Dat Jerusalem niet als doel van een strafbedevaart werd uitgekozen zal te maken hebben gehad met de grote afstand, de vele gevaren en de zware financiële lasten. Of zou het kunnen betekenen dat men vergeving voor misdaden vroeg via de heilige voorsprekers, met name Maria, – aan wie de Zoon nooit kon weigeren! – en niet bij Christus zelf?
Strafbedevaarten naar Compostella, Rome en andere West-Europese plaatsen stonden meer in verhouding tot de begane misdaden.
Laten we nu aan de hand van archiefonderzoek de Bossche situatie analyseren: We nemen daarvoor een alfabetische volgorde.

1. In het obituarium van Koudewater komt een heer Peter voor, wiens moeder Margriet heette. Zij was weldoenster van Koudewater en haar zoon was heer Peter die na den wegh van Jerusalem gestorven is. Peter zal kloosterling van Koudewater zijn geweest. De familienaam van Peter is niet bekend.7

2. Alarts, Jan: Heeft in 1494 het voornemen naar het Heilige Land te gaan. Indien hij de reis volbrengt (samen met Ricoldus Gerardsz van den Broeck), krijgt Gerard Daniels van Vechel 5 gouden Andriesgulden van Gerardus Hendriks van Berck.8

3. Faes: In 1506-1507 wordt vermeld Faes die „tot Jherusalem heeft geweest”.9 Vermoedelijk heeft hij ridder Lodewijk Beys vergezeld.

4. Balen, Johannes van: Zoon van Peter en van Aleyt Wouters van Acht, kanunnik in de Sint-Jan, ridder van het Graf van Jeruzalem, verdronk te Cyprus op 3 oktober 1545.10

5. Beer, Goossen Henricx in den: Zoon van Henrick Henrick Jans Beyens (ook wel: Boyens) in den Beer en van Liebeth Goessens van Beke. Zijn zuster Lysbeth was de moeder van de Jerusalemvaarder Van de Myddegael. Een andere zuster, Besselke, genoot een lijfrente op de stad en overleed in 1586-1587.11 Verder had hij nog een broer Dominicus, met een zuster Demoet en een zuster Aleit (overleden in 1546). Hij trouwde Agnes, dochter van Jan Eyck-mans en van Hadewig12Het echtpaar nam met alle zeven kinderen in 1521-1523 deel aan de stadsloterij.13 Op 2 juli 1534 is Goossen inmiddels overleden en wordt hij als gezorene van de LieveVrouwebroederschap uitgeschreven, waarvan hij lid was geworden in 1525-1526.14
De mis van requiem wordt gevierd op 28 juli 1534. In het wapenboek van de broederschap wordt tevens zijn wapen afgebeeld: een naar rechts klimmende leeuw.15 Er wordt niet bij vermeld dat hij in Jerusalem is geweest. Als welgestelde vrouw leende de weduwe Agnes in 1544 50 gulden aan de stad.16 Vermoedelijk is Agnes Eyckmans pas overleden kort voor 29 januari 1597, toen de erfdeling tussen haar erfgenamen plaats vond.17
Dat Goossen naar Jerusalem is geweest, weten we uit een reis-
7.C.J. Zwijsen, 'Uit de doodenlijst (Obituarium) van Mariënwaeter of Couwater', Bossche Bijdragen, V (1922-1923) 193.
8.GAH, R 1264, f 110, 10 december 1494.
9.GAH, OSA 1363.
10.A. van den Bichelaer, Het notariaat in Stad en Meierij van 's-Hertogenbosch tijdens de Late Middeleeuwen (Amsterdam, 1998) bijlage I, no. 31.
11.GAH, OSA 1438.
12.GAH, R 1391, f 206v, 3 augustus 1568.
13.GAH, OSA 3001, f 60.
14.Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, 49, f 35.
15.Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, 57, f 84
16.GAH, OSA 1395.
17.GAH, R 1842, f 5.
verslag uit 1525, gepubliceerd door Gonnet, waar hij al vóor dat jaar vermeld wordt als ridder.18 Hij is dus wellicht al eerder, namelijk voor 1525, in Jerusalem geweest. Dit wordt bevestigd door een spreuk in het loterijboek van 1521-1522, waar iemand inschrijft onder de spreuk: „Ick sach die zon ende maen tusschen Jherusalem ende die Jordaen per G.B.”. Deze G.B. moet Goessen Beyens zijn!19
Kinderen uit zijn huwelijk:
1.Mr. Dominicus Beyens, auteur van een kroniek betreffende de beeldenstorm in de stad. Hij was getrouwd met Elsken of Elsbena Frans Pauweters, weduwe van Jan van Oldrino. Elsbena werd in 1561-1562 lid van de broederschap.20 Dominicus was in 1562-1564 lootmeester.21 Hij overleed als rentmeester en buitenlid van de broederschap in 1570-1571.22 De weduwe van Dominicus verkocht in 1583-1584 een huis aan het einde van de Verwerstraat en 1593-1594 een huis nogmaals in de Verwerstraat23
Zij hadden de volgende kinderen:24
A.Goossen mr. Dominicus Beyens verhuisde naar Bokhoven en was waarschijnlijk heer van Dreumel. Hij trouwde met Aleid Frans Sonnemans en kreeg de volgende kinderen:
AA.Agnes Dominicus Beyens, gehuwd met Albert van Breugel, licentiaat in de beide rechten en raad van de stad.
BB.Dominicus Beyens trouwde met Engelke Symons, weduwe van Henrick Roelants. Hij was landschrijver te Dreumel en wordt met zijn vrouw Angela Symons (wier tweede huwelijk het was) vermeld op 13 mei 1632, toen hij al overleden was.25 Volgens een andere bron overleed hij te Utrecht op 4 oktober 1624 en had hij een schoonzus te Amsterdam, met name Helena Symon Symons.26 Kinderen van hem zijn niet bekend.
CC.Petro Beyens, woonachtig geweest te Brussel en Rijnberk, superintendant-ontvanger-generaal van de keizer. Hij was gehuwd met Elisabeth de Magistris.
DD.Mr. Frederick Beyens27 In 1626 werd hij vermeld als raad van de admiraliteit in Vlaanderen.28 In 1617 wordt mr. Frederick Beyens nogmaals apart vermeld als broer van Dominicus Beyens.29 De familie bezat ook goederen te Gorinchem in 1625.30
B.Hans Beyens, overleden in 1587.31 (Of: Jan Beyens: getrouwd met Jenneke van Zanthen; hun enige zoon Dominicus overleed voor 10 juni 1598.32)
C.Catharina Dominicus Beyens, gehuwd met Raer Wouter
18.Gonnet, „Bedevaart naar Jerusalem”, 176.
19.GAH, OSA 3001, f 52.
20.Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, rekening 1561-1562.
21.GAH, OSA 3002.
22.Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, rekening 1570-1571.
23.GAH, OSA 1435 en 1445.
24.Van de kinderen zijn lijfrenten bekend op de stad: Henrick (dato 1517, 1525), Anna (dato 1517), Lysbeth (dato 1525), Aleid (dato 1527), Goessen (dato 1527) - GAH, OSA 2426, f 25vo, 100, 135vo. OSA 1396, 1544-1545. OSA 1398, 1546-1547. OSA 1409, 1557-1558. OSA 1416, 26 februari 1565. OSA 1418, 1566-1567. OSA 1429, 1577-1578. OSA 1435, 1583-1584. OSA 1439, 1587-1588. OSA 1453, 1601-1602. R 1491, f 15, 20 oktober 1615. R 1526, f 3v, 8 oktober 1625.
25.GAH, N 2665.
26.GAH, R 1525, f 426v, 13 mei 1625.
27.GAH, R 1451, f 177, 23 maart 1630. R 1522, f 335, 17 augustus 1622.
28.GAH, R 1527, f 434-435, 2-12 juni 1626.
29.GAH, R 1518, f 104vo, 23 december 1617; GAH, R 1521, f 13, 13 oktober 1620.
30.GAH, R 1526, f 3v-4v.
31.GAH, OSA 1438.
32.GAH, R 1436, f 383, 10 juni 1598.
 
 Raes.
D.Agnes Dominicus Beyens, overleden in 1597-1598.33 Zij was gehuwd met Henrick Jans Stockelmans van Geldrop en hertrouwde met Jan Jans van den Gevel.34
2.Henricus Goossens Beijens in den Beer, getrouwd met Elisabeth Willems de Raet (geboren in 1514). Hij overleed in 1577-1578.35.
Zij leefde nog op 30 oktober 1596 en zij hadden de volgende kinderen:36
A.Goosken Henrick Beyens, gehuwd met Dirck Janss Roovers alias Hanssens. Zij testeerden op 19 mei 1612 en hadden drie kinderen: Jan, Dominicus en Willemke, gehuwd met Peter Goossens van Peelt.37
B.Een dochter, gehuwd met Goossen Niclaess. Zij hadden een zoon Goossen.
C.Anna Henric Beyens, gehuwd met mr. Wouter van Achelen. Zij hadden twee zonen: Willem en Goessen.38 Op 26 februari 1565 verkocht hij een vierde deel in twee huizen.39 De erfdeling van de goederen van Henricus vond plaats op 29 maart 1601.40
3.Aleyt Henrick Beyens genoot een lijfrente in de stad en overleed ongetrouwd in 1586.41 In 1558 betaalde zij een boete omdat zij vuilnis uit een sterfhuis in de Dieze had gegooid.42
4.Elisabeth Henrick Beyens, geboren in 1521, was getrouwd met Peter Cornelis Jonckers. Zij verhuisden naar Danzig en hadden een dochter Bertke, getrouwd met Jan Willem Zebrechts.43 Waarschijnlijk was zij dezelfde als Besselken Beijens, die in 1586-1587 overleed.44
5.Jan Henrick Beyens, waarschijnlijk jong gestorven.
6.Frans Henrick Beyens, vermoedelijk jong gestorven.
7.Anna Henrick Beyens, wellicht moniale geworden in het klooster van de franciscanessen en vermeld in 1581.45 Zij was toen 56 jaar, hetgeen net iets te jong zou zijn om als jongste kind uit het gezin aan de loterij van 1521-1523 te kunnen deelnemen. De hier genoemde Anna was waarschijnlijk een jong gestorven meisje, opgevolgd door haar jongere zusje met dezelfde naam, franciscanes.
Typisch voor de rijkere tak van de familie dat de leden zich vestigden in de Zuidelijke Nederlanden, zoals ook aanwijsbaar is bij families als Van Broeckhoven, De Borchgrave, Ophovius, De Heusch, enz.

6. Bever, Dirk Dirksz die: Meer dan enkele betalingsbeloften zijn van hem niet bekend. Gezien het tijdstip van de beloften zou hij een reis gemaakt moeten hebben eind 1482 begin 1483.
Op 15 maart 1482 beloven Arnoldus Jans van Eyndhoven 12 goudgulden, Petrus van Lancvelt 15 goudgulden, Johannes Boudewijns die. Kuyper 12 goudgulden, Petrus Goeswinus die Wolff 19 goudgulden, Jan Rutgers Schers 11 postulaatsgulden, Adam Zerys 11 postulaatsgulden, Henricus Henricus Willem
33.GAH, OSA 1449.
34.GAH, R 1403, f 343v, 7 januari 1578. R 1414, f 304v, 23 augustus 1583. R 1419, f 391v, 23 mei 1587. R 1436, fol. 45v, 1 augustus 1598. R 1438, f 299-299v, 1600. R 1451, f 177, 23 maart 1630. R 1454, f 384, 16 april 1610; GAH, R 1852, f 5, 29 januari 1597; GAH, R 1853, f 175, 21 maart 1601.
35.GAH, OSA 1429
36.Een Hilleke Henrick Beyens wordt vermeld als vrouw van Claes Ariaens in 1575 (GAH, R 1922, f 353, 27 april 1575). Zij zou de dochter van Henrick kunnen zijn, die dan in eerste of tweede huwelijk getrouwd was met Goossen Nicolaess, hierboven vermeld. Of was zij wellicht een natuurlijke dochter?
37.GAH, N 2661, f 21.
38.GAH, R 1419, f 391v, 23 mei 1587. R 1419, f 411v, 5 juni 1587. R 1435, f 55vo, 30 oktober 1596. R 1853, f 165, 29 maart 1601. R 1853, f 175, 21 maart 1601.
39.GAH, OSA 1416
40.GAH, R 1853, f 165.
41.GAH, OSA 1437, 1438.
42.ARAB, Rekenkamer, 13010.
43.GAH, R 1845, f 392. R 1354, f 85, 4 november 1549. R 1852, f 5, 29 januari 1597.
44.GAH, OSA 1438.
45.G. van den Elsen en W. Hoevenaars (ed.), Analecta Gijsberti Coeverincx (2 dln.; 's-Hertogenbosch, z.j.) II, 339.
Mak 16 postulaatsgulden46, op 13 september 1482 belooft ridder Johannes Back 18 postulaatsgulden, Henricus Dirks die Raet 10 gouden dukaten, Nicolaas Arnoldus Coelborner 7 gouden dukaten, Wilhelmus die Haest 18 rijnsgulden, Rudolphus van Hall 10 rijnsgulden.47 en op 7 september 1482 belooft Godefridus Claas Strick 7 rijnsgulden. Tenslotte beloofde Johannes Heym op 7 februari 1487 nog eens 37 petersgulden.48 Het is niet bekend of Dirk vertrokken is, hetgeen waarschijnlijk is; evenmin is het bekend of hij teruggekeerd is!

7. Beys, Lodewijk (Buys, Boys etc.): De enige Bosschenaar die meerdere malen in Jerusalem is geweest en zich daarvoor liet betalen. Hij werd Ridder van Jerusalem. Van deze legendarische figuur is veel bekend.
Hij heette ook wel Ryelman of Van der Molen en was misschien afkomstig uit Mechelen. Zijn vader heette Henrik Ryelmans of Van Mechelen en zijn moeder heette Margaretha van der Molen.49 en hij had een broer Henrick. Beide broers bezaten een lijfrente op de stad Dordrecht.50 Lodewijk wordt in 's-Hertogenbosch als kremer vermeld vanaf 1479 en zeker vanaf 21 juli 1481: op 9 januari 1479 kocht hij een jaarlijkse cijns van 10 £: uit panden te Schijndel.51 Hij overleed te 's-Hertogenbosch in 1516 (aan de toen heersende pleuritis?). Hij was voor 1503 getrouwd met Margriet Jan Voss (uit Brugge?) en later met Anna, dochter van Jan Gijsbert Pels. Zijn eerste vrouw was weduwe geweest van Peter van Strathen en had uit haar eerste huwelijk twee kinderen, met name Gijsbert en Peterke (getrouwd met Coenrart Claess).52 Zijn tweede vrouw stierf op 27 april 1517 en had een jaargetijde gesticht in het Sint-Geertruidenklooster.53 Beiden waren buitenleden van de broederschap, waar hun dood wordt vermeld in 1516-1517.54 Volgens Verreyt en Juten was Lodewijk eerst getrouwd geweest met Geertruid van der Meer (10 augustus 1478).55 Ook zou hij een zoon Arnd hebben gehad, hetgeen me allebei niet waarschijnlijk lijkt. In 1504 werd de vrouw van keizer Maximiliaan, Maria Bianca, als gast ontvangen in zijn kapitale pand De Leeuwenburg of ook Loey Beyshuys genoemd.56 Hij had het pand op 31 mei 1488 gekocht van de kinderen van wijlen Amelis van Boechem en diens vrouw Hillegonda, dochter van mr. Ambrosius van Dynther.57 Het pand lag naast de herberg Het Hert. In het pand waren voorstellingen aanwezig van 'de Passie' en van Sint-Michael.58 Na zijn dood ging het huis over aan Maarten Aards van Campen. Volgens dezelfde Verreyt en Juten, afgaande op Cuperinus, zou hij pas in 1519 overleden zijn en begraven in de Sint-Janskerk voor het altaar van het Heilig Graf. Naast een tweemalig bezoek aan Jerusalem, bracht Lodewijk ook een bezoek aan de Sinai, vanwaar hij relikwieën, olie en wol meebracht. Deze bijna buurman van Jheronymus Bosch moet tot de rijkste tien inwoners van de stad hebben behoord, maar was geen gezworen lid van de Illustere Lieve-Vrouwebroederschap.
Hij had uit de twee of drie huwelijken geen eigen kinderen, maar
46.GAH, R 1251, f 358v.
47.GAH, R 1251, f 494v.
48.GAH, R 1256, f 459v.
49.GAH, R 1218, f 142v, 1478-1479. R 1252, 6 juli 1483.
50.GAH, R 1252, f 154, 1482-1483.
51.GAH, R 1248, f 142v, 9 januari 1479. GAH, R 1250, f 358.
52.GAH, R 1269, f 211v, 13 november 1500.
53.GAH, R 1352, f 35, 6 september 1549.
54.Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, rekening 1516-1517, f 156.
55.Taxandria, III (1896) 287.
56.A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars en bewoners in vroegere eeuwen. Aanteekeningen uit de Bossche schepenprotocollen, loopende van 1500-1810 (3 dln.; 's-Hertogenbosch, [1911-1914]); III, 336-338).
57.GAH, R 1257, f 332, 31 mei 1488. R 1259, f 210. R 1262, f 4v. R 1264, f 78.
58.GAH, R 1257, f 295, 20 maart 1488.
wel buitenechtelijke kinderen:
1.Hendrik Loy Beys, getrouwd met Catharina Reynders Jans Pottey. Zij was lid van de broederschap en werd als overleden uitgeschreven per 1549-1550.59 Zij hadden zeven kinderen: Jacob, Jan (kinderloos overleden), Willem, Herman (getrouwd met Anna Hendriks van Stiphout en vertrokken naar het buitenland)60, Henrik, Reinier (getrouwd met Elisabeth Jan Roelofs61, vervolgens getrouwd met Francisca Hanickart.62 Hun kinderen waren: Franchoys, Margriet, Reynier63, Maryken, Jenneken en Lodewijk (gehuwd met Eerken Goossen Heeren).64
2.Margriet Lodewijck Beys, getrouwd met Jan Yewaens Kuyst, die hertrouwde met Hillegont Henrick Arnt die Greve.
3.Maria Lodewijcx Beys, getrouwd met Caerle van Clinckdom te Mechelen, zoon van Paulus.
4.Barbara Loyen Beys, getrouwd met Jan Goessens van Aken, schilder en vooral beeldsnijder. Hij was een neef (oomzegger) van Jheronymus Bosch. Goessen van Aken en Kathelijn N. waren zijn ouders. Het bekende houten tafereel dat als fries de voorgevel van de Heilige-Geesttafel sierde in de Hinthamerstraat, was van zijn hand. Het werk berust nu in het Noordbrabants Museum, maar de familienaam van de kunstenaar is daar na vele jaren nog niet doorgedrongen. Nieuwe gegevens over kunstenaars worden traag of in het geheel niet opgemerkt: zo is het al lang bekend dat de beroemde 'Meester van Coudewater' identiek is aan meester Jan van Geervliet, om nog maar niet te spreken van een tekening van de beroemde Rogier van der Weyden te Brussel, die voor de Illustere LieveVrouwebroederschap in 's-Hertogenbosch werd gemaakt. Het blijft alles onopgemerkt door de kunsthistorici. Dit even terzijde.
Overigens hebben Goessen en Barbara aan een van hun zonen, die wegens misdadigheid uit het hertogdom werd verbannen, weinig vreugde beleefd.65
Barbara erfde van haar vader (althans van diens tweede vrouw en dus stiefmoeder) onder meer een cijns van 20 gulden, die zij op 11 april 1525 verkocht aan Gijsbert Jan Pels voor 400 gulden.66
5.Barbara Lodewijcx Beys trouwde met Gerardus Jans Kemp.67
De executeurs testamentairs van Lodewijk waren Jorden van Boert, Jan van Berckel en Jan Bax, die op 13 juli 1520 daartoe enkele acties ondernamen.68 Ten aanzien van zijn Jerusalemreizen werden verschillende transacties gesloten, te beginnen de betalingen voor de eerste bedevaart in 1500:
a.Op 7 december 1499 belooft mr. Michiel van Eyck, doctor in de medicijnen, 60 goudgulden.69
b.Op 12 december 1499 belooft Arnoldus mr. Jans Monicx 15 goudgulden.70
59.Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, rekening 1549-1550.
60.Op 19 juli 1559 werd hij als overleden vermeld. Zij hadden een dochter Cathalina of Lyntken.
61.Zij hadden een zoon Lodewijk (eerst getrouwd met Arnolda N., overleden als lid van de broederschap in 1542-1543 (Archief Illustere Lieve-Vrouwebroederschap, rekening 1542-1543). Lodewijk kocht op 28 januari 1585 een huis naast Den Ancker (GAH, OSA 1436). De erven van deze Lodewijk Beys verkochten op 11 januari 1601 een huis in de Orthenstraat (OSA 1452). Een jaar later verkochten de erven van Lysken Beys een huis in de Kerkstraat (OSA 1453: 24 mei).
62.Francisca of Franchoysken Hanickart of Haninckart was geboren te Aat (Ath) in Henegouwen (GAH, R 1922, f 532v, 27 september 1586).
63.Reynier werd in 1555 veroordeeld wegens het trekken van een mes (ARAB, Rekenkamer, 13009).
64.Zij hadden een zoon Goyard (GAH, R 1923, f 58, 11 juni 1556: f 64v, juli 1556. R 1845, f 500, 10 juni 1559. R 1845, f 597, 10 juni 1559; f 615, 29 juli 1559. R 1922, f 287, 11 juni 1556 en 25 juni 1572. R 1923, f 58, 11 juni 1556; f 64v, juli 1556; f 253, 7 juni 1559. Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, III, 337, 338).
65.G.C.M. van Dijck, Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch (Zaltbommel, 2001) passim.
66.GAH, R 1302, f 180.
67.GAH, R 1299, f 253v, 10 juli 1523.
68.GAH, R 1293, f 235v. Latere akten waarin Lodewijk wordt genoemd: GAH, R 1293, f 235vo, 13 juli 1520. R 1334, f 24, 23 februari 1541. R 1845, f 597, 10 juni 1559.
69.GAH, R 1268, f 102v.
70.GAH, R 1268, f 103v.
c.Op 13 december 1499 beloven Jan van Arckel, Dirk die Borchgreve, Arnoldus gezegd die Joede en Peter die Borchgreve samen 79 goudgulden.71
d.Op 3 januari 1500 belooft Johannes Heym 45 goudgulden.72
e.Op 9 januari 1500 beloven Antonius Hinckaert en Yewaan Kuyst 100 gouden rijnsgulden.73
f.Op 10 januari 1500 belooft Jan van Arckel 25 goudgulden.74
g.Op 10 januari 1500 belooft Dirk van Hynden 25 goudgulden.75
h.Op 10 januari 1500 belooft Johannes Nicolaasz van den Broeck 25 goudgulden.76
i.Op 10 januari 1500 belooft Nicolaas Pels 25 goudgulden.77
j.Op 10 januari 1500 belooft Thomas Coppen zoon van Henrik van Kleef 18 goudgulden.78
k.Op 27 januari 1500 belooft mr. Godefridus van Eyck een bedrag van 70 goudgulden.
l.Op 31 januari 1500 belooft Robertus van Grevenbroeck, heer van Loon op Zand, hem 30 gouden rijnsgulden, als hij voor 14 juni van dat jaar weer teruggekeerd is.79
m.Op 6 februari 1500 belooft Henricus Kuysten 17 kronen.80
n.Op 23 april 1500 belooft Johannes Gijsberts Pels 47 goudgulden.81
o.Op 16 juni 1500 belooft de priester Wilhelmus Watermael 9 goudgulden.82
p.Op 22 juni 1500 belooft Gerard van Vladeracken 6 goudgulden.83
Tot zover de beloften voor de eerste bedevaart. De opsomming zal niet volledig zijn, maar brengt het resultaat nu al op ongeveer 500 goudgulden. Dat was beslist meer dan de reis zou gaan kosten. Interessant is de steeds terugkerende formulering: „et de hoc (Jerusalem) se ibidem veraciter fuisset legitimum documentum sufficiens et credibile experimentum onstenderit et non alias” („wanneer hij een voldoende en betrouwbaar getuigenis getoond zal hebben dat hij er werkelijk geweest is, en anders niet”).84 Soms stond er een tijdsclausule bij dat hij bijvoorbeeld binnen zeven weken teruggekeerd moest zijn. In het Nederlands was de formulering bijvoorbeeld: „als dieselve heer Lodewich overmeer zall zijn geweest ende dat heylige graft tot Jerusalem gevisiteert ende verzocht zall hebben ende all binnen desen stadt gecomen zall zijn ende goede bethoen gebracht dat hy tselver heylige graft gevisiteert ende versocht heeft gehadt”.85 (In dezelfde akte verkoopt hij een turkooise gouden ring!).
Op 20 juni 1504 blijkt Lodewijk weer terug te zijn en wordt hij in de akten „miles” (ridder) genoemd. Hij is inderdaad in Jerusalem geweest en bracht bewijzen daarvan mee naar 's-Hertogenbosch. De een na de ander loste nu zijn of haar belofte in. Van enkele betalingen kunnen we nu nog getuigen zijn:
q.Op 20 juni 1504 betaalde Willem Dirk Haartscheen alis Pels
71.GAH, R 1268, f 104.
72.GAH, R 1268, f 104.
73.GAH, R 1268, f 19.
74.GAH, R 268f, f 114v.
75.GAH, R 1268, f 115.
76.GAH, R 1268, f 115.
77.GAH, R 1268, f 115.
78.GAH, R 1268, f 116.
79.GAH, R 1268, f 59v.
80.GAH, R 1268, f 246.
81.GAH, R 1268, f 277.
82.GAH, R 1268, f 291.
83.GAH, R 1268, f 296.
84.GAH, R 1277, f 449, 31 september 1508.
85.GAH, R 1283, f 110v, 31 maart 1513.
 160 gouden gulden.86 Zijn belofte van vóor de bedevaart was niet te vinden.
r.Op 10 mei 1505 volgde de betaling door Jan van Arckel, Dirk van Hynden, Johan van den Broeck en Nicolaas Haertscheen alias Pels.87
s.Op 31 januari 1505 betaalde Henricus Arnoldus van Mulsel zijn beloofde 24 goudgulden.88
t.Op 30 januari 1506 betaalde Boudewijn van Leyden zijn beloofde 14 goudguldens89
u.Op 31 september 1508 betaalde Thomas Coppen zoon van Henrik van Kleef 18 goudgulden.90 Op 17 februari 1509 blijkt Lodewijk nog in de stad te zijn.91
Tijdens zijn tweede reis verhuurde hij een kamer aan Jan van Scerpenberge en zijn vrouw Lysbeth, gelegen naast zijn eigen huis. Was het een beveiligingsmaatregel voor zijn achtergebleven vrouw?92 Als zaakwaarnemers tijdens zijn reis benoemt hij Willem Thomas van Broegel en Willem van den Oevenken.93
Tijdens zijn eerste reis had Lodewijk blijkbaar Lucca en/of Verona aangedaan: hij verkocht aan de Veronees Bartholomeus Andries (een Nederlander?) een erfcijns van 15 gulden uit zijn huis aan de Bossche Markt, welke cijns Bartholomeus weer doorverkocht aan zijn landgenoot Bartholomeus Blasii te Lucca. Namens deze laatste verkocht Cello de Gentilis de cijns op 22 juni 1504 te 's-Hertogenbosch aan Mathias Marcelis van Os.94 Blijkbaar had Lodewijk onderweg een financiële impuls nodig.
Tussen de bedrijven door wordt Lodewijk op 30 januari 1511 door Lambert Gerits van den Broeck gevrijwaard voor erfaanspraken die Lambert had op Agnes Voss, geheten „Vrouwe moedwech” te Brugge, welke erfenis via Lodewijk was afgehandeld. Vermoedelijk was Agnes een verwante (zus?) van zijn eigen vrouw Margriet Jan Voss.95 Op 2 mei van dat jaar verkocht Lodewijk een erfcijns van 3,5 gulden uit zijn eigen huis aan de Markt, waarvan de tuin onder meer grensde aan die van Jheroni mus Bosch.96 Men kan dus men recht zeggen dat Jeroen Bosch naast een Jerusalemridder woonde en zeker diens ervaringen vernomen zal hebben. Vreemd is het te constateren dat ridder Lodewijk geen gezworene werd van de broederschap. Wellicht was hij te veel handelsman voor de elitaire broeders.
Op 18 april 1513 leende hij 53 gulden van een Dords echtpaar.97
In 1513 maakt Lodewijk zich op voor een tweede reis naar Jerusalem, en bijna moeiteloos verwerft hij weer kapitalen voor zijn gevaarlijke reis:
t.Op 31 maart 1513 belooft Marten van Campen hem 50 goudgulden.98
u.Op 12 mei 1513 beloven Corstiaan Herman Coenen en Jan van Liessel hem 39,5 goudgulden.99
v.Op 12 mei 1513 belooft Jan Nicolaas van den Broeck hem, nu voor de tweede maal, 40 philipsgulden.99
86.GAH, R 1272, f 82v.
87.GAH. R 1274, f 63v en 417v, 21 mei 1505.
88.GAH, R 1274, f 70v.
89.GAH, R 1275, f 438.
90.GAH, R 1277, f 449.
91.GAH, R 1278, f 424.
92.GAH, R 1278, f 82v-83.
93.GAH, R 1278, f 424, 17 februari 1509.
94.GAH, R 1272, f 75v.
95.GAH, R 1280, f 252-252v.
96.GAH, R 1280, f 324.
97.GAH, R 1283, f 309.
98.GAH, R 1283, f 110.
99.GAH, R 1283, f 134.
w.Op 12 mei 1513 belooft de priester Henrick Gerard Kuysten hem 70 philipsgulden.99
x.Op 12 mei 1513 belooft Henrick Henrick van Aerle hem 23,5 philipsgulden.99
y.Op 10 juni 1513 belooft Jan Goessens goudsmid hem 36 goudgulden.100
Vlak voor zijn reis geeft hij zelf aan Philip Wouter Heeren c.s. een bedrag van 68,5 guldens.101 Ofschoon Lodewijk met religieuze gevoelens naar het Heilige Land zal zijn gegaan, kunnen we ons afvragen wat hij onderweg zoal beleefd heeft. In 's-Hertogenbosch had hij al enkele buitenechtelijke kinderen verwekt! Daarnaast was zijn interesse als koopman zeker zo groot als die van gelovig christen, zoals uit het citaat van Cuperinus blijkt.
z.Op 6 september 1506 beloofde Aleid, dochter van Lambrecht van Brogel en echtgenote van Willem Haertscheen alias Pels, een legaat aan Lodewijk voor een reis naar Jerusalem.102 Het is echter niet bekend wanneer zij gestorven is en dus evenmin of Lodewijk dat legaat ontvangen heeft.
In ieder geval is Lodewijk van zijn tweede reis teruggekeerd in 's-Hertogenbosch: op 12 november 1514 verkocht hij nog een cijns uit zijn huis.103
Een laatste teken van leven dateert van 29 mei 1516, als hij uit de erfenis van zijn vrouw Anna Jans Pels grond verkoopt te Sint-Michielsgestel.104 Op 3 oktober 1517 wordt hij als overleden vermeld.105 Hij overleed wellicht aan de toen heersende pleuritis-epidemie.
Beys kan met zijn twee of drie reizen niet in de schaduw staan van de Haarlemmer Claas van Dusen, die tussen 1484 en 1505 liefst elf maal naar het Heilige Land reisde.106

Voor wie het hele leven van Beys wil uitpluizen zie nog de volgende bronnen: GAH, R 1248, f 142v, 1478-1479. R 1249, f 211 en 218v, 1479-1480. R 1250, f 171, 358, 502v, 1480-1481. R 1252, f 154, 1482-1483. R 1254, f 106v, 109v, 460, 1484-1485. R 1256, f 56r, 1486-1487. R 1257, f64v, 113, 332, 1487-1488. R 1258, f 394, 1488-1489. R 1259, f 102, 210, 1489-1490. R 1262. f 28, 120, 249, 271, 273, 1492-1493; 1492-1493. R 1264, f 78, 234, 1494-1495. R 1265, f 82, 1495-1497. R 1266, f 119v, 271v, 383, 1497-1498. R 1268, f 19-25, 52v, 102v-104, 115-116, 126v, 246, 277, 291, 296, 1499-1500. R 1269, f 364, 1500-1501. R 1271, f 37 en 37v, 30 januari 1503; f 55, 8 maart 1503. R 1269, f 211v, 13 november 1500. R 1272, f 75v, 22 juni 1504; f 82v, 20 juli 1504. R 1274, f 63v, 10 mei 1505; f 70v, 30 juni 1505; f 78v, 14 augustus 1505; f 17, 21 mei 1505. R 1275, f 438v, 31 januari 1506. R 1277, f 449, 31 september 1508. R 1278, f 424, 17 februari 1509; f 78v, 1509. R 1280, f 252-252v, 30 januari 1511; f 324, 2 mei 1511. R 1283, f 110v-111, 31 maart 1513; f 134, 10 mei 1513; f 134v, 10 mei 1513; f 309, 16 april 1513. R 1285, f 16, 12 november 1514. R 1286, f 131, 29 mei 1516. R 1290, f 1, 3 oktober 1517; f 165, 27 maart 1518. R 1293, f 235v, 13 juli 1520. R 1292, f 243, 1518-1519. R 1295, f 16v, 22 oktober 1520; f 189, 12 juni 1521; f 190v, idem. R 1301,
100.GAH, R 1283, f 134v.
101.GAH, R 1283, f 309, 16 april 1513.
102.Van den Bichelaer, Het notariaat, bijlage I, no. 67.
103.GAH, R 1285, f 16, 12 november 1514.
104.GAH, R 1286, f 131, 29 mei 1516
105.GAH, R 1290, f 1.
106.Gonnet. „Bedevaart naar JerusaIem”, 347.
f 264, 15 juli 1524. R 1334, f 24, 23 december 1541. R 1352, f 35, 6 september 1549. R 1357, f 246v, 27 juli 1551. R 1818, f 15, z.d. R 1845, f 171, 14 januari 1557; f 597, 10 juni 1559; f 615, 29 juli 1559. Geefhuis 636, 1489-1490; 414, 1493-1494 (aan de Markt). Lieve-Vrouwebroederschap, rekening 1516-1517, f 156.

Afkortingen
ARABAlgemeen Rijksarchief te Brussel
OSAOud-stadsarchief 's-Hertogenbosch
ROud-rechterlijk archief 's-Hertogenbosch

De Brabantse Leeuw LV (2006) 234-244 (wordt vervolgd)